Annemieke blog 21 augustus 2011

Ik hou niet van verhalen met een open einde. Die blijven zo hangen in mijn hoofd. Voortdurend spelen zich verhalen af voor mijn ogen (en achter mijn ogen als ik slaap). Vooral een onopgeloste droom is heel hinderlijk, omdat je, als je eenmaal wakker bent, het niet meer kunt oproepen voor de afloop. Voor mij is de beste oplossing om maar een punt achter de open droom te zetten. Dan bedenk ik gewoon dat het zus of zo is afgelopen en ben ik er gewoon klaar mee.

In de praktijk van alle dag kan ik ook de verhalen die zich voor mijn ogen afspelen veelal bijsturen naar een bevredigend eind voor alle partijen. Zonder manipulatie natuurlijk, want ieders vrije wil staat bij mij hoog in het vaandel. Buiten dat, hoe de verhalen natuurlijk verlopen is vaak mooier dan ik zelf had kunnen bedenken. Zo zie ik in van alles en overal prachtige verhalen.

Dit als intro op de volgende gebeurtenis. Het betreft het jarenlange verhaal over een specifieke individuele veldmuis die het niet erg vindt/vond om zonder een gezin te stichten te profiteren van het goede wat hier voorhanden is. Misschien gewoon een hebberd, maar in dit geval geldt mijn visie. Af en toe popte deze muis op in mijn huiskamer. Soms was hij maanden onzichtbaar. Van de week stond hij te wiebelen naast de pianokruk. Alsof hij onder de dope zat. Wij gebruiken hier geen gif, omdat we te veel van mijn dochters fret houden, die misschien ook contact er mee zou krijgen én omdat we in principe willen samenwerken met de natuur mits het niet te bedreigend voor mij en de mijnen is.

Ik had tegenstrijdige gevoelens. Aan de ene kant vermoedde ik dat hier een muis van ouderdom aan het sterven was. De kans dat hij onder de piano terecht kwam was groot en dan zouden wij een paar onaangename dagen in stank doorbrengen. Aan de andere kant leefde ik met onze oude getrouwe huisgenoot mee. Dit was een moment van afscheid en zijn natuurlijke stress voor ons zat niet de wachten op menselijk mededogen. Deze innerlijke strijd leidde tot een ‘ieeeek’ gevoel bij mij. De muis moest respectvol van zijn plek verwijderd worden om ergens rustig biologisch te sterven, maar ik kon niet de moed opbrengen. Ik berichtte mijn eigen hulpdiensten: mijn tweede en derde kind, die deze muis ook zo goed hebben leren kennen.

Mijn dochter bezag de foto’s die ik stuurde en kon alleen maar mij ontmoedigen met ‘zielig’. Zielig voor de muis en dat hij mijn ge-iek moest verduren. Was ik nu dezelfde moeder die jarenlang geleden met oudste zoon en dochter op de hand wilde huismuizen ging vangen en in een emmer deponeren, omdat ze niet in ons huis mochten wonen?
– Dat was een behendigheidsspel. Wie mee wilde doen moest zich met de duim en wijsvinger op het uiteinde van de staart storten en dan heel snel schudden, want ze konden al hangend omhoogkomen en zich alsnog in onterechte doodsangst aan je vingers happen. Toen er één in mijn zoon’s broekspijp schoot en zich aldaar vergreep was de muizenvangerslol er wel van af en strooiden we alsnog gif. Boontje komt om zijn loontje. Wie niet horen wil moet dan maar voelen. Hierna heb ik gepaste afstand bewaard van muizen. Dus ‘zielig’, maar de reddende engel is gevallen.

Mijn zoon loste het geval anders op. Hij belde mij via de iPad op. Met Face Time. Op zijn werk in Delft wilden ze de wederwaardigheden van de muis op de life webcam volgen. Daar had ik natuurlijk ook niet veel aan. Op een gegeven moment liep de muis onder luid gejuich vanuit Delft een slordige vijftiencentimeter wiebelend en schokkend vooruit en raakte ik weer vol ge-iek. Ik belde manlief in de zaak op over dit domesticale probleem. Hij zou hem deporteren wanneer hij ’s avonds boven kwam. Ik filmde de dappere bewegingen van de muis en dat vond mijn dochter weer zielig.

Gelukkig voor de muis zelf kwam mijn eega al gauw boven. Hij overzag het probleem, pakte een veger en blik, en liefdevol veegde hij het muisje met nog wel een benauwd én bewogen gezicht op. Buiten op het terras voor onze buitendeur vleidde hij het beestje teder neder. ‘Zielig’. Ik maakte weer een foto en deed binnen verslag en toen ik weer keek was hij verdwenen…

Daar heb je nu het open einde!

Heeft hij zijn schuilplaats kunnen bereiken om daar in vrede te sterven? Wat mij persoonlijk een mooi einde lijkt. Zijn keutels liggen ook voor onze terrasdeur er moet ergens een veilige plek zijn. Of was het die Siamese kater die ik een dag later likkebaardend aan zijn keutels zag snuiven? Of is hij opgegeten door een kauw of meeuw, die we dat begin dit jaar hebben zien doen bij een ontsnapte parkiet? We zullen het nooit weten, tenzij op miraculeuze wijze de veldmuis weer opstaat. Dat hij bijvoorbeeld slechts last had van indigestie. Het is ook wel veel voor één muis de kruimels van zo’n heel groot huishouden, en maar bijhouden. Hoeveel mensen gaan niet over de scheef bij de schappen van de plaatselijke kruidenier? Of hij was bevangen door de hitte binnen en kwam weer bij in de koelte buiten?! Het is toch een veldmuis hè?! Voor dit laatste heb ik besloten. Net zoals ik dat doe bij een oncontroleerbare droom. En als ik hem binnenkort weer zie zal ik je het vertellen.