Niets is voor (n)iets geweest

Het is zo mooi hoe we ons bewust laten foppen door de feiten. Alsof we zelf de baas zijn over hoe het leven verloopt. Wij geloven in twee opties. Of de ander heeft iets veroorzaakt of jij zelf.

Ooit las ik dat mannen zich graag succes toe-eigenen en de schuld afschuiven, terwijl vrouwen precies andersom geneigd zijn zich te schamen over hun prestaties en succes wijten aan geluk. Zo werkt ook ons rechtssysteem. Wie is er verantwoordelijk bij een overtreding? Na bestudering van de feiten wordt er een dader en slachtoffer vastgesteld. Daarna welke straf de dader verontschuldigt. Zand er over.

Ik ben gaan geloven in de ijsbergtheorie. Het verhaal van de onzinkbare Titanic die toch zonk, omdat 95% van de ijsberg onzichtbaar is. In twee opties geloven is me bezighouden met het 5% voor ons allen zichtbare topje van de ijsberg als hele waarheid. Ik zink niet graag. Daardoor stap ik uit de vicieuze cirkel waar zij-die-aanklagen zij-die-schuldig-zijn elkaar najagen voor genoegdoening. Niet gemakkelijk om te doen. Waar te beginnen? De dominante visie bepaalt alsnog het wereldbeeld als de projecties van een serie op het beeldscherm. Hoog en droog op de Titanic vindt men hen, die zich onder het wateroppervlak ophouden, met niets zinvols bezig en onbelangrijk. Ik geloof juist meer in de visie van de onder-water-landers. Grappig nu ik me bedenk dat ik feitelijk een neder-lander ben. Een Nederlander leeft ónder de waterspiegel.

Als je van onder water naar boven kijkt ziet de wereld er ondersteboven uit. Als we onbevangen naar de feiten -die als het ware boven water komen drijven- blijven kijken merken we op een gegeven moment onze tunnelvisie op en vindt er een verschuiving plaats in ons wereldbeeld. Hoe de wereld er echt uitziet is altijd grappig. Want in werkelijkheid is alles relatief. Vanuit de onderwater positie al kijkend naar wat er op het water- of aardoppervlak gebeurd is als het kijken naar onszelf in een lachspiegel. Het is lonely aan de top. Totaal niet onderwater. Alleen bovenop een apenrots geloven we in ons eigen stukje waarheid als ábsolute waarheid. Alle ondergeschikten moeten zich maar voegen.

Als je de waarheid gaat zien dan merk je de gespletenheid op die het momentele wereldbeeld gijzelt. De tegenpartij is de dader en zij diens slachtoffer, terwijl andersom de tegenpartij op hun beurt de ander weer als tegenpartij zien. In deze jungle van het leven wint de ene keer deze partij en de andere keer gene, zoals de seizoenen van het leven ook voor een eeuwige wederkeer en afwisseling zorgen. Geen andere partij kiezen als die van je individuele zelf is verder komen, omdat je geleerd hebt een stap uit de vicieuze cirkel te zetten. Als je deze stap zet en van een afstand naar de drukte om je heen kijkt zie je alleen maar mensen heel druk achter hun eigen waargemaakte feiten aanlopen. De overwinnaar schept zijn eigen geschiedenis totdat de overwonnen partij de overhand krijgt. Men schermt met feiten als wapens.

Groei komt van onderen naar boven drijven. Door te stoppen met achter de feiten aan te rennen kan je deze waarheid boven water zien komen. Je kunt de feiten niet bezitten, opdringen of bepalen, omdat elk feit iets is wat al gebeurd is. Ons bewustzijn kijkt altijd naar oud nieuws. Iets is meteen niets en daar komt het nieuwe iets al weer voorbijgevlogen. Zo vliegt de tijd door onze vingers. Het enige wat bestaat blijken onze vluchtige verhalen te zijn over hoe de werkelijkheid er uit ziet. Ik vind het heerlijk om achterover te leunen en op het water te dobberen. Voor mijn ogen verglijdt de wereld als en groot schouwspel en ik begrijp wat de wereldveroveraar Julius Caesar bedoelde in zijn Bello Gallico, de strijd met de Galliërs verslag: “Ik kwam, ik zag en ik overwon.” Hoe hij van niets tijdelijk iets maakte, wat wederom verzonk in het grote niets, maar aan zijn leven verkleefd is gebleven als ‘iets’ door zijn ego-document.