Vrijheid in verbondenheid

Aangemaakt zaterdag 20 december 2008

Vrijheid in verbondenheid, ja dat wil ik wel, maar wat het nu echt betekent? Dat is vast wat Nederlands eerste pedagoog Langeveld bedoelde met mondig zijn in de vorm van zelfverantwoordelijke zelfbepaling. Er staat niet vrijheid én verbondenheid, want dat zou logisch zijn. Want vrijheid is onafhankelijk zijn, en verbondenheid afhankelijk. In deze stelling zit een paradox, want je kunt niet tegelijkertijd onafhankelijk en afhankelijk zijn, zou je denken. Twee zijden van dezelfde medaille, die hand in hand zouden gaan en als ideaal gezien wordt? Het is een beetje vreemd allemaal op het eerste gezicht.

Ik zie toch een oplossing van dit raadsel. Maar eerst wat gezichtspunten.

Allereerst vullen vrijheid en verbondenheid elkaar aan en overlappen ze elkaar niet, zoiets als de Chinezen bedoelen met hun Yin en Yang symbool.

Ten tweede is er ook een golfbeweging van accent te bespeuren in emotionele staat en ontwikkeling.

Kinderen en ouders zijn van elkaar afhankelijk. Een kind doet aanspraak op de erkenning van zijn vader en moeder als zijnde zijn biologische ouders en andersom is het kind afhankelijk van zijn bestaan van zijn ouders. Zonder hun vruchtbaar samenzijn ontstaat geen kind en zonder hun zorg blijft het niet leven.

Bij het uitvliegen gaat het kind op eigen benen staan. Het wordt onafhankelijk, want het is niet meer afhankelijk in zijn bestaan van zijn ouders. Dat ontslaat ouders ook van hun afhankelijkheid van het kind, omdat ze niet meer de oorzaak zijn van zijn wel en wee.

Bij het ouder worden van zijn ouders kan het voorkomen dat de relatie wederom vervalt in een staat van behoeftigheid. Op hun oude dag kan het kind besluiten nu te gaan zorgen voor het wel en wee van zijn ouders. Ze zijn weer van elkaar afhankelijk.

De golfbeweging in accent is die van verbondenheid naar vrijheid en weer terug naar verbondenheid. Maar ook die golfbeweging, net zo min als yinYang, bewijst niet ‘vrijheid in verbondenheid’ maar is een beschrijving, dit keer in een model, van een ontwikkeling.

Modellen en symbolen geven ons een voorstelling van de waarheid en de werkelijkheid, maar kunnen onmogelijk representabel zijn voor de werkelijkheid.

Bijvoorbeeld. Een vijftigjarige vrouw van bijna een meter zeventig lang voelt zich dik met haar vierenzestig kilogram. Volgens het model, de Body Mass Index, valt dit gewicht keurig in het midden vergeleken met andere vrouwen in dezelfde leeftijd met dezelfde lengte. Het is dus een feit dat dit gewicht normaal is voor een vrouw van haar lengte en leeftijd. Toch is de gevoelswaarde van deze individuele vrouw ‘dik’. Ze vergelijkt zich niet met een maatschappelijke norm over dik zijn, maar met haar idee over zichzelf, wat dik is voor wie ze wil zijn.

Zelfbeeld en normbeeld kunnen van elkaar afwijken. Het hangt af van de waarden die je hebt verworven ten aanzien van de norm van de maatschappij waarin je geboren bent en die je gevormd hebben in je jeugd.

Modellen en symbolen zijn een hulpmiddel tegen de persoonlijke teleurstelling van een persoonlijke verwachting ten aan zien van de feiten in de toekomst.

De toekomstverwachting verpakt in een voorstelling noem ik een ideaal, waar je voor kunt kiezen en er voor kan gaan.

Wat je wilt is de feiten, de gebeurtenissen uit het verleden, omzetten in gewenste feiten: de gebeurtenissen in de toekomst naar je hand te zetten. De beste manier om zo controle te krijgen op je eigen toekomst is eerst een zo nauwkeurig model te verkrijgen, die de feiten beschrijven. Daarna beseffen dat dit model ook gebruikt kan worden om de bestaande waarden van de feiten om te zetten in de gewenste waarden. En daarna de gewenste waarden te leven en zo de feiten in de toekomst te veranderen.

In het voorbeeld van je ‘dik voelen’ dus eerst constateren dat je niet dik bent volgens de maatschappelijke norm, dat je wel dik bent volgens je eigen norm. Dan de feiten van je eigen norm en die van daarbuiten samen in kaart brengen. Omdat je in de toekomst niet dik wil voelen ga je de bestaande waarde van vierenzestig kilo vervangen door de gewenste waarden die rekening houden met je zelfbeeld van dit moment en wat redelijk is volgens aanbevolen norm. Bijvoorbeeld voelt de vrouw zich tevreden wanneer haar gewicht schommelt tussen een-en-zestig en drieenzestig kilo. Boven of onder die norm zal ze er wat aan doen.

Zo geldt het ook voor ‘vrijheid in verbondenheid’. Het is het leven inrichten naar eigen ideaal (vrijheid), wat zich voegt naar de situatie op dit moment (verbondenheid). Dit is de oplossing van de paradox. Het speelt zich af op meerdere niveaus van beleven en denken.

Vrijheid in verbondenheid meen ik zo te kunnen ontbinden in de elementen keuzevrijheid, verwachting en teleurstelling. Vullen ze elkaar in evenwicht aan dan is dit de ideale staat van de mens, of het nu nog een kind is, ouder, volwassene of oudere van dagen. Het is het rekening houden met ieders geboorterecht van zijn uniciteit, dat ingebed wordt in de schoot van maatschappelijke saamhorigheid.

Dit ideaal zelf leven vind ik zelfs een overlevingsfactor geworden in een samenleving die gestuurd wordt door individuen in plaats van de dominantie van authoriteiten. Zoals de kerk en wetenschap zijn gaan merken in het verminderde enthousiasme van verblinde aanhangers.