Boekbespreking: Het numineuze -Tjeu van den Berk

1001004002407107

Het numineuze van de theoloog Tjeu van den Berk is voor het eerst uitgegeven in 2005 door Uitgeverij Meinema. Al weer wat jaren geleden dus, maar de gehele schrijfstijl en het onderwerp heeft me zo getroffen, dat ik dit boek ook nu nog een recensie waard acht. Dat wil zeggen dat ik hoop dat meer mensen het gaan lezen.

Tjeu gaat op jacht naar het ‘numineuze’, een verschijnsel dat de theoloog Rudolf Otto in 1917 als eerste zo benoemde en in kaart bracht. Kort door de bocht is een numineuze ervaring de overweldigende ervaring dat je tegelijkertijd onbeduidend klein en mateloos groots bent. Een gevoel wat de cabaretgroep de Vliegende panters omschreven als een universeel gevoel ( zie: Meisjes).

Deze ervaring is zo belangrijk voor de mens, omdat het ons optilt uit een gevoel van nietigheid en eenzaamheid en ons, al is het maar even, laat inzien dat we deel uitmaken van iets onbenoembaar groters. Vooral kinderen, wier heldere blik nog niet zo verstoord wordt door een uitgebreide woordenschat zoals bij ons volwassenen, doen regelmatig numineuze ervaringen op. Als ze geluk hebben groeien ze op bij opvoeders die hun verhalen als authentieke getuigenissen zien van een onbenoembare werkelijkheid.

Als wij weer naar het numineuze leren luisteren dan doen we een serieuze poging om ons leven betekenis te geven en  zo een bijdrage te leveren aan een betere wereld. Wat mij zo trof is dat wanneer we ons afwenden van het numineuze  als ‘onzin, want het is niet empirisch waarneembaar’ en het numineuze ontkennen, we onze eigen kracht uit vrije wil vergooien en ons zelf reddeloos ophangen aan een uitwendige macht zoals de materie, het geld, de wetenschap en noem maar zoveel andere verslavingen op.

Om een goed idee van de inhoud van het boek te krijgen -wat leest als prachtig proza- geef ik hier een korte samenvatting:

Tjeu van de Berk gaat op zoek naar de betekenis van het numineuze. Het antwoord op de ‘waarom’ vraag ligt altijd genesteld in een paradox waar wij met ons verstand niet bij kunnen komen, omdat het onmogelijk is voor onze logica om tegenstellingen met elkaar te verenigen. Tjeu werd eens vergeleken met de theoloog Rudolf Otto die ‘dat wat onuitsprekelijk anders is’ als eerste omschreef als numineus zijnde. Dat deed hij om de contrastervaring met omnineus, wat meer onheilspellend groots betekent, uit te lichten. Het numineuze is een mysterium tremendum et fascinosum.
Eens dringt het besef van een werkelijkheid dat groter is dan je verstand kan bevatten tot je bewustzijn door. Je komt er mee in aanraking. Een gebeurtenis raakt je en je wordt er door overweldigd, omdat je weet hoe klein (als individu) en groots (als goddelijke medeschepper) je tegelijkertijd bent in het oneindige, grenzeloze, alles én niets omvattende universum. Het numineuze wordt daarom ook wel een heilig moment genoemd zonder dat de ervaring alleen ‘heiligen of verlichten’ kan overkomen. Sterker nog, als onbewust kind is je hele wereld doordrenkt met onbenoembare ervaringen, omdat je begrippenkader in je bewustzijn zich nog ontwikkelen moet en omdat je altijd voor de eerste keer ‘de vele vormen en inhouden die je verbeeldt te ervaren in de dagelijkse werkelijkheid’ in verband brengt met wat groters. Cruijff omschreef deze eerste-keer- ervaring als volgt: ‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt.’

Symbolen zijn daarom meer hanteerbaar om de hele waarheid te hanteren dan een beperkende begrippenkader. Een begrip maakt de werkelijkheid nu eenmaal kleiner dan het is, omdat een begrip eenduidig moet zijn. Onbewuste kinderen staan daarom meer open voor sprookjes en mythen dan bewuste volwassenen die de werkelijkheid in begrippen proberen klein te maken. Onschuldige kinderen worden zelfs beschermd door deze numineuze ervaringen, die onverenigbare gevoelens verdraagzaam maakt. ‘Alles wat je als mens niet kan benoemen is’, zoals Otto dat verwoordt, ‘een geheim dat we niet met ons verstand maar juist wel met ons gevoel kunnen smaken’.

Als je als kind langzamerhand in staat bent tot het begrijpen van abstractie door de ontwikkeling van je bewustzijn dan wordt de geest gespleten en het bewustzijn verkleind. Het is heel verwarrend om gedachten te hebben die zowel gevoed worden door onbewuste gevoelens als bewust aangeleerde veronderstellingen. In het eerste hoofdstuk noemt Tjeu als belangrijkste medium van de mens: de wereld van de verbeelding. De verbeelding helpt je het zintuiglijk waargenomen beeld weer aan te vullen met de unieke ervaring van het geheel. Want wat is nu waar, de gedeelde ervaring of de unieke? Je raakt er van in de war als mens met een pas ontluikend en ontwikkelend bewustzijn. De unieke ervaring (numineus van aard) is altijd je eigen waarheid waar je van uit kunt gaan en de gedeelde is de werkelijkheid van alle dag die je met zijn allen als aannemelijk waar neemt.

Voor de rest heb ik me door Tjeu van den Berk mee laten voeren in de wereld van het numineuze. Het is een wereld die ik als heel waardevol beschouw en verloren heb toen ik op eigen benen kwam te staan. Ik herinner me nu weer hoe smaakvol het leven is wanneer je openstaat voor de verhalen van je eigen grotere en onzichtbare ik. Het ‘zijn de kleine dingen die het doen’ en wie ‘het kleine niet eert is, het grote niet weerd’ (en hoed je voor: ‘grote woorden, kleine daden!’)