Wie ben ik? Dat vroeg ik me in feite spontaan al af bij het wakker worden, maar op een andersoortige manier dan gewoonlijk. Ik werd me er bewust van dat ieder een soort eigen energie met zich meedraagt. Als een soort jas die het hele lichaam doordringt en omringt. Deze energie is altijd fijn. Wie of van wie of wat deze energie ook is. Dan zal het wel iemands ziel zijn. Het idiote is dat dit energieveld vaak onderdrukt wordt. Zo voel ik dat echt.
Voor mij is het belangrijk om mij op zielsniveau te verbinden. Dat is de stabiele factor tussen jou en mij. Dat andere, wat jezelf onderdrukt, is zo veranderlijk als een veertje zwevend in de wind. Of akelig stabiel en zo onveranderlijk en inflexibel als een robot. Ondanks dat de ziel een constante is, die met me meebeweegt, heeft het een oneindig aantal vormen in de buitenwereld. Al deze vormen komen logisch overeen qua inhoud met dit invoelbare energieveld. Afwijkingen voel ik meteen. Als iemand volledig zichzelf niet is dan laat ik die persoon los, omdat ik deze persoon niet meer kan lezen. Volkomen rationeel berekent deze persoon zijn eigen houding vanuit eigen winstoogmerk: het minimaliseren van pijn en het maximaliseren van fijn. Dat rationele noemt men het ego. Ik noem het als denken. Zit het denken aan het stuur dan ben je los van je ziel en ben je overgeleverd aan de kilte van het verstand. Dan is je eigen weg gaan niet veilig. Het is onbeschermd en verstoken van liefde. Luister ik naar mijn ziel dan zit ik zowel achter het stuur als dat ik me veilig voel in handen van een onvoorwaardelijk liefdevolle energie. Een gids, die me over onbekende wegen leidt. Dan ben ik vredig en midden in de volheid van het bestaan. Dan ga ik zo lekker mijn gangetje. Wat mijn ego ook pleziert of verafschuwt.
Ja, dat is nog zoiets. Gisterenavond dacht ik aan mijn gids en dat ik deze niet kon horen. Nu denk ik dat ik zowel de gids, als een ik, als een zelf ben. Als ik in liefde ben is alles één pot nat. Alles is dan goed zoals het was, is en gaat. Alles gaat dan vanzelfsprekend goed.