Aangemaakt op: 20-02-2004
Heerlijk als de eerste zonnestralen weer doorkomen in januari. Elke middag tussen twaalf en een maak ik een wandeling door het bos. De laatste dagen had het veel geregend en het was waterkoud, dus de wandeluitjes waren behoorlijk ingeperkt en bestreken niet meer dan het stratenblok rond mijn huis. De lage winterzon maakte lange witgele halen door de bomen en het regenvocht van de afgelopen dagen stoomde op als een prachtige nevel, waardoor het bos in soft focus te bewonderen was.
Afgeleid door de verfrissende schoonheid van het bos voelde ik bijna niet, dat ik ergens op trapte. Ik voelde het bijna ook niet door de zachte modderachtige brij van vocht en bladeren. De reden, dat ik het voorwerp wél bemerkte kwam door de sensatie dat het voorwerp bij mij teweegbracht…
Er ging een stuiter door mijn been en lichaam alsof er een trilapparaat mij bewoog. Alert stond ik stil en boog voorover om tussen de brij te kijken hoe het voorwerp er uit zag. Het was een Stuitertje. Hoe kan ik het anders noemen. Het was niet een stuiter zoals een knikker en dan in het klein, maar een echt stuitervoorwerp. Heel interessant. Ik had nog nooit zoiets gezien. Het had een prachtige metaalachtige glans, het kwam brandschoon uit de vuile brij en het voelde krachtig aan. Ja, het was werkelijk de mooiste stuiter, die ik mij ooit zou kunnen voorstellen en hij was van mij, ik had hem gevonden. Tevreden stopte ik het voorwerp in mijn zak en maakte de wandeling af. Regelmatig een tikje gevend op mijn zak, waarop het Stuitertje even terugvibreerde en uitfloepte. Ik was erg in mijn nopjes.
De hele gebeurtenis was naar mijn achterhoofd verbannen tegen de tijd dat het avond was. De kou van buiten drong door de beglazing naar binnen en mijn vriend, die met mij samenwoont, wilde me verrassen met een mooi haardvuur. Op dat moment ontdekte hij mijn Stuitertje dat daar lag en mompelde verrast: ‘Wat heb je nu weer gekocht?’ Verwonderd pakte hij het Stuitertje vast en bekeek het van alle kanten. ‘Ik geef het op. Wat is dit nu weer voor iets?’
‘Een Stuitertje’, zei ik glunderend. ‘Sla er maar eens op, dan flopt het zo lekker uit’. En Geert drukte mijn Stuitertje eens flink in, waardoor het voorwerp extra krachtig uitfloepte en de kamer door stuiterde.
Ik moet heel eerlijk zijn. Geert wist het gebruik van het voorwerp beter te waarderen dan ik. Hij wond het met een touwtje aan zijn voeten en hij stuiterde zo door de kamer. Zijn techniek verbeterde steeds meer en al gauw maakte hij de mooiste capriolen, waar turners een puntje aan konden zuigen.
‘Ik ook. Ik ook!’ riep ik, want het was tenslotte mijn Stuiter.
‘Spring maar achter op’, zei Geert jolig en het was de sensatie van de eeuw. Je reinste wipkip voor volwassenen. We stuiterden de kamer door en na een uurtje schoven we voldaan voor de open haard.
Op dat moment zoefde er iets door de schoorsteen. Een roetzwart klein vreemd mannetje rolde uit de haardstee. Het ging op zijn beentjes staan en schraapte zijn keel: ‘Klopt het dat jullie mijn reflixignator hebben? Toen ik vanochtend met mijn voertuig aankwam, knakte het af. Ik kon hem niet meer terugvinden, totdat mijn nerven de vibraties in jullie huis voelde. Zeg, waar is het. Ik heb haast, ik moet weer terug en zo kan ik niet starten’.
Verbouwereerd en al maakten we een grote fout. We gaven hem mijn Stuiter en weg was hij. Nu nog steeds missen wij hem, de Stuiter natuurlijk. Is er iemand die nog een reflixignator in huis heeft?