Gaaf zijn

Wat is begaafdheid? Dat ben ik aan het onderzoeken. Ik wil dat weten, omdat ik het schaar onder talent en het hebben van een gave.  Voor mijzelf zie ik een gave als een extreme aanleg. Een eigenschap die niet vaak voorkomt. Een extreme eigenschap. Iets speciaals. Net zoals elke eigenschap staat er voor wat je er mee doet of het goed of slecht is. Dat bepaalt de groep bij wie je ingebed bent. Je familie, maar bij het opgroeien wordt de morele omgeving en druk steeds groter of je mag zijn wie je bent. Ik vind begaafdheid een geschenk van de goden. Niet dat de eigenaar goddelijk is, maar hij draagt het gewicht iets te kunnen ontwikkelen wat anderen niet kunnen. Dat maakt hem niet minder menselijk, want als een mens, ook al is het er maar één, iets kan behoort het tot de menselijke mogelijkheden. Een gave is abnormaal, maar niet paranormaal.

Maar waarom ben ik er zo geïnteresseerd naar? Het constateren van het hebben van een abnormale eigenschap is geen schande, alleen omdat het van normaal afwijkt, maar een gave aan de mensheid. Het geeft ons allen meer mogelijkheden om te evolueren. Hoe meer diversiteit aan eigenschappen, des te geschikter zijn we om ons te kunnen aanpassen aan de eisen die een steeds sneller veranderende omgeving ons stelt. Het schuiven van een abnormale eigenschap onder de noemer ‘afwijking’ doet deze gen-drager geen recht en het belang voor het voortbestaan van de soort helemaal niet.
Afwijkingen de rug doen toekeren is een overlevingsgedrag dat afstamt van een voorbewuste periode in de evolutie. Met voorbewustzijn bedoel ik de aanloop tot het ontwikkelen van een besef dat iets een feit is of is geweest. Tot nu toe constateer ik een conflict tussen een wij ‘normalen’ groep en een zij ‘niet (goed)  functionerende tot gehandicapte’ groep. Die indeling in ‘wij en zij groep’ maken we om onszelf en onze groepsnormen en -waarden te beschermen tegen (onbewust of bewust) waargenomen bedreigingen van buitenaf. De strijd tussen de seksen bijvoorbeeld stamt ook nog van dit overlevingsdenken af. Of de kloof tussen geloof en wetenschap.

Persoonlijk gezien ben ik geïnteresseerd in begaafdheid, omdat ik meen dat de wereld een evolutiesprong doormaakt van normatief naar principieel zijn. Ik zelf ben geboren in de tijd van een grote geestelijke revolutie in de jaren zestig. De nieuwe mens schopte het liefst tegen alle heilige huisjes aan, gegoten inde vorm van ‘ismen’, zoals kapitalisme, militarisme en communisme. Idealen mij als eind vijftiger nog ingegoten met de paplepel en waardoor ik mij nu nog steeds gekooid voel in een zuil vol hoge verwachtingen, worden steeds meer gerelativeerd en teruggebracht tot hapklare brokjes om te doen en haalbare kleine stapjes vooruit. ‘Wie het kleine niet eert is het grote niet weerd’ versus het fossiele geloof in individuele vooruitgangskracht en vrije wil.
Er is een nieuwe beeldenstorm geweest, onzichtbaar. Ikonen worden omvergeworpen. Nu precies vijftig jaar verder vind ik het daarom belangrijk begaafde mensen te leren kennen en te begrijpen wat ze voor ons kunnen betekenen in deze tijd van heropbouw van een nieuwe wereld. Herkennen en niet miskennen van talent.
Evolutie en revolutie vind ik geschikte termen om te bekijken wat er op dit ogenblik in de wereld aan het verschuiven is. Darwin gebruikte het woord ‘survival of the fittest’ om aan te geven hoe belangrijk gen mutaties waren om te overleven. Het hebben van een toevallig gemuteerde eigenschap van de soort kan leiden tot een evolutiesprong. Opeens is de begaafde persoon ‘gaaf’ in plaats van ‘gestoord’. Afhankelijk van de veranderde omgeving.