Zojuist heb ik een wierookstaafje opgestoken. Ik heb blind geplukt uit mijn voorraad. ‘Laat de perfectionist in je kalmeren’ stond op de beschrijving van de verpakking. Ja, die perfectionist ben ik al tegengekomen vandaag. Hij keek in de spiegel naar me en schrok van mijn lijkbleke gezicht. Ik kon van hem (die van mij is zéker weten mannelijk van aard) wel wat zuurstof en zon gebruiken.
Gisteren was ik nog blozend en toen had hij me al een lichte duw naar buiten gegeven. Ik sprong meteen op de fiets en vroeg me af waarom ik zoveel weerstand van binnen voelde. Het vroor en sneeuwde niet meer zoals de afgelopen weken. Het was droog en het kwik liep tegen de tien graden aan. De toen nog kalme perfectionist in me begreep ik niet goed, ik had het in verre niet naar mijn zin, hoe ik mezelf ook op andere gedachten probeerde te brengen. Thuisgekomen voelde ik me nog urenlang onwel van de snijdende waterkou, die door al mijn winterlagen heen zich bijzonder welkom leek te voelen.
Vanochtend besloot ik in alle vroegte niet in de goedbedoelde adviezen van mijn perfectionist te trappen. De hele tijd regent het vrij hard, de kleur buiten is grauw en er waait een straffe wind. ‘Wat zie jij er ongezond uit’, zegt hij bestraffend tegen mijn spiegelbeeld. Ik steek een wierookstaafje aan, knik hem bemoedigend toe en zet hem slinks op het verkeerde been. Vandaag geen uitje voor mij, er is géén zon. Het is hartje winter!