Annemieke blog 28 augustus 2011

Één ding weet ik zeker: dat ik nu overal om me heen meeuwen hoor.

Hun geluid klinkt alsof ik midden in een horrorfilm zit en dat zou best nog wel eens kunnen kloppen, want sinds de meeuwen volop terug zijn in mijn leefwereld (zo vanaf augustus), regent het regelmatig en hard, is het koeler dan bij dezelfde temperatuur in de lente rond de twintig graden, is er gedonder-gestorm en gebliksem, en is er geen enkel lief ander vogelgeluid meer te horen: zoals de merel, onze nachtegaal. Af en toe zie ik er nog steeds één maar héél haastig overvliegen. Ze voelen zich duidelijk bedreigd door deze dominante in roofvogels geëvolueerde zee-wezens.


Meeuwen lijken in Scheveningen op hyena’s. Ze kunnen vergelijkbaar zelfs aanvallen als hun prooi zwak en kwetsbaar is. Het zijn een soort alleseters geworden net als kakkerlakken. Ze willen altijd méér, maar krijsen het uit als: ‘vanMíjn!vanMíjn!’ Altijd maar aan het kibbelen en ze hebben ruzie met de hele wereld en elkaar.

Ik zag er eens een keer één in alle vroegte te keer gaan en zich helemaal overgeven en uitleven op een vers geplaatste vuilniszak. Als er een exemplarische mens voorbij wilde lopen, dan sprong het even op het dak van een naastgelegen auto en keek het dreigend afwachtend toe totdat ‘het’ voorbij de zak gelopen was. Toch wel met ontzag, en niet onterecht, want ik ben niet de enige die het onnatuurlijke gedrag van de zeevogels intolereert. ‘Mensen’ hebben tevergeefs geprobeerd om eieren uit de nesten te halen, dit voorjaar, zodat er geen aanwas zou komen. Sinds de zomer (wanneer het regent dan is het waarschijnlijk niet verstandig eieren te ruimen zonder vleugels) weerklinkt het hongersignaal van vele, véle meeuwtjes. Ze klinken erger dan het loeien van het luchtalarm. Het is een schrille lokpiep, net niet voorbij ieders pijngrens. Het vervelende is dat die ondertussen jongvolwassen jonkies lijken op hun ouders. Dat wil zeggen dat ze weigeren het volwassen evenbeeld te worden zoals de natuur dat bedoeld heeft en onnatuurlijk lang om voedsel blijven bedelen. Het alarm gaat dag en nacht af als het ware.

Sinds de wederopstanding van de Scheveningse meeuw is het echtpaar merel in de langgerekte bomen verderop vervangen door een stel Vlaamse Gaaien. Geëmigreerd uit de Scheveningse bosjes naar onze straat. Zulke prachtige vogels om te zien totdat ze hun bek open trekken. Het lijkt er op dat hun stembanden vol poliepen zitten. Waarschijnlijker zit er op die plek een lap leer en hebben ze een hoop lucht in die longen zitten én energie om die er langs te schuren en te kraken. Je wordt er bijna onpasselijk van. En waar zijn de zwaluwen, vleermuizen, spreeuwen, roodborstjes en andere lieftallige hemelwezens gebleven? Waarom zit er een kauw op mijn dakgoot mij te storen met een kgraa, kggggraaa?!

Gelukkig houd ik er niet van om me afhankelijk op te stellen en heb ik altijd BeepBeep nog, mijn lieve aangepaste en huistamme parkiet. Zij vindt het heerlijk en het kost haar geen enkele moeite om ons huisgeluid te kopiëren. Hierdoor weerklinkt uit haar kooi vaak het geruis van beekjes en het geklater van een kleine waterval (of doet zij de Hollandse zomer na?). Affijn, haar geluid vind ik heel rustgevend.

Zo ben ik al schrijvend van de ene film, de horror van het verleden, in de andere film beland: het hemelse van mijn eigen fantasie. Nu hoor ik meeuwen buiten klinken zoals ze geschapen zijn, als het ruisen van de zee en ze herinneren me aan de onontbeerlijke achtergrondmuziek als ik languit in de zon lig op het strand. Wat is verbeelding toch een mooi ding om je werkelijkheid te herscheppen(?) in … wat er gewoon is.